Boek Van den Dikkenberg (9): paragraaf 22.5 (7)
‘Out-of-place’ fossielen
Van den Dikkenberg omschrijft ‘out-of-place’ fossielen als volgt: “Andere fossielen bevinden zich op een verkeerde plaats in de geologisch kolom. Ze worden ‘out-of-place’ genoemd.”
Hiervan geeft Van den Dikkenberg 13 voorbeelden. De voorbeelden zijn nogal gemengd van aard, en ik zal ze behandelen onder vijf topics.
Topic 2 ‘Why are there still monkeys?’
Topic 3 ‘Hoe zo, out-of-order’’?
Topic 4 ‘Een boom heeft een stam en een kroon’
Topic 5 ‘Een konijn in het Precambrium
Topic 6 ‘Ratjetoe’
Topic 6 Ratjetoe
6.1 Bijen, kakkerlakken en zo voorbeeld 13
Van den Dikkenberg schrijft op blz 214:
“In gesteentelagen uit het vermeende dinosauriërtijdperk zijn verder eenden,54 eekhoorns,55 vogelbekdieren,56 beverachtigen57 en dasachtige wezens58 aangetroffen. Verder ontdekten paleontologen in deze aardlagen bijen, kakkerlakken, kikkers en pijnbomen. Die zouden echter nog niet hebben kunnen bestaan in het dinotijdperk.”.
Van den Dikkenberg geeft geen literatuurverwijzing voor ‘bijen, kakkerlakken, kikkers en pijnbomen’
Van den Dikkenberg verwijst niet naar https://creation.com/fossils-out-of-order. Daarin staat:
“To the surprise of many, ducks,3 squirrels,4 platypus,5 beaver-like6 and badger-like7 creatures have all been found in ‘dinosaur-era’ rock layers along with bees, cockroaches, frogs and pine trees.”
Van den Dikkenberg voegt toe zonder verwijzing:
“Die zouden echter nog niet hebben kunnen bestaan in het dinotijdperk.”
Hoezo? Hoezo ‘kunnen bestaan’? De familie bijen is bekend uit het Krijt, net als kakkerlakken, kikkers waren er al in het Jura, en bij de pijnboom is het geslacht Pinus bekend uit het Krijt, terwijl de familie Pinaceae al voorkomt in het Jura. Klopt de vertaling uit het Engels wel, of is er een interpretatie bijgemaakt?
6.2 Bacteriën in zoutlagen voorbeeld 15
Van den Dikkenberg schrijft:
“In massieve zoutlagen van kilometers dik en 100 miljoen jaar oud zijn levende bacteriën aangetroffen. Het is echter onmogelijk dat daar bacteriën 100 miljoen jaar overleven”.
Geen verwijzing.
‘Onmogelijk’ is iets dat aangetoond moet, niet geponeerd. Ik ben redelijk wantrouwig over kweekproeven die bacteriën uit dat soort lagen zouden aantonen. Het moet toch wel vreselijk steriel gebeuren, contaminatie ligt op de loer. Maar ex cathedra onmogelijk?
6.3 Eekhoorns, beverachtig, dasachtig, hondachtig Voorbeelden 9, 11, 12, 7
Onder Topic 5 heb ik het gehad over de fouten in de vergelijking van fossielen met moderne groepen terwijl ze tot uitgestorven groepen behoren.
Maar misschien betekent beverachtig, dasachtig, hondachtig (beaver-like, badger-like, dog-like) niets meer dan: ‘ziet er vagelijk uit als’. Zien ze er vagelijk uit als? Hondachtig, dog-like, niet, want Repenomamus staat niet hoog op zijn poten. Verder een insecteneter die kan glijden, een viseter met een platte staart, een plompe vleeseter: een uitbreiding aan het scala levenswijzen dat zoogdieren kunnen hebben. Heeft niets te maken met fossielen out-of-place.
6.4 Grote zoogdieren voorbeeld 6
Van den Dikkenberg schrijft:
“Grote zoogdieren zouden zijn ontstaan nadat de dinosauriërs uitstierven. Er is echter een hondachtige gevonden met overblijfselen van dinosauriërs in zijn maag53”.
Van den Dikkenberg verwijst niet naar https://creation.com/fossils-out-of-order . Daarin staat:
A dog-like mammal fossil was found with remains of dinosaurs in its stomach—but no mammals large enough to prey on dinosaurs were supposed to exist alongside them.
Er is een verschil hier. Van den Dikkenberg heeft het over grote zoogdieren in het algemeen, creation.com over zoogdieren die groot genoeg zijn om dino te eten.
Hoe groot zijn en waren zoogdieren? Uit het Mesozoïcum is Repenomamus giganticus het grootste zoogdier dat goed bekend is, en dit beest wordt geschat op 15 kg. De meeste zoogdieren uit het Mesozoïcum wegen minder dan 150 gram. Dit valt af te lezen uit figuur 1: ln(150)= 5,01. Onder de huidige zoogdieren zijn veel grotere soorten.
Figuur 1. Lichaamsgewicht van Mesozoïsche en huidige zoogdieren in de tijd. Natuurlijke logarithme van grammen: 15 kg wordt ln(15000) = 9,6; 150 g wordt ln(150) = 5,01. |
In figuur 2 staat de verdeling van lichaamsgewicht voor een aantal groepen. Hier zijn de dinosauriërs, de Cenozoïsche zoogdieren en de huidige zoogdieren interessant. Zowel bij de Cenozoïsche zoogdieren (figuur 2h) als de huidige zoogdieren (figuur 2f) ligt de top van de verdeling bij 2. Nu is 10ln(150) = 2,17, dus omstreeks 150g is het meest voorkomende gewicht bij deze zoogdieren. In het Mesozoïcum ligt de top van de verdeling zo te zien lager (figuur 1): ln(150) = 5,01, en de meeste groene en gele punten liggen links daarvan. De dinosauriërs zijn veel zwaarder: de 150g voor het modale zoogdier bestaat nauwelijks bij dino’s (10ln(150) = 2,17, zie figuur 2a). Interessant is ook bijdrage van de grote zoogdieren uit het Paleoceen bij de gewichtsverdeling van de Cenozoïsche zoogdieren (fig. 2h).
Waar ging dit over?
Van den Dikkenberg schrijft:
“Grote zoogdieren zouden zijn ontstaan nadat de dinosauriërs uitstierven.
Grote zoogdieren zijn ontstaan nadat de dinosauriërs uitstierven – zie de grafieken.
************
Figuur 1: Figure 2 uit
O’Gorman E.J., Hone, D.W.E., 2012. Body Size Distribution of the Dinosaurs. PLoS ONE 7(12): e51925. doi:10.1371/journal.pone.0051925
Figuur 2: Figure 3 uit
Slater, G.J., 2013. Phylogenetic evidence for a shift in the mode of mammalian body size evolution at the Cretaceous-Palaeogene boundary. Methods in Ecology and Evolution 4: 734–744 https://doi.org/10.1111/2041-210X.12084
Reacties
Een reactie posten