Boek Van den Dikkenberg (8): paragraaf 22.5 (6)

 Out-of-place’ fossielen

Van den Dikkenberg omschrijft ‘out-of-place’ fossielen als volgt: “Andere fossielen bevinden zich op een verkeerde plaats in de geologisch kolom. Ze worden ‘out-of-place’ genoemd.”

Hiervan geeft Van den Dikkenberg 13 voorbeelden. De voorbeelden zijn nogal gemengd van aard, en ik zal ze behandelen onder vijf topics.

Topic 2 ‘Why are there still monkeys?’

Topic 3 ‘Hoe zo, out-of-order’’?

Topic 4 ‘Een boom heeft een stam en een kroon’

Topic 5 ‘Een konijn in het Precambrium

Topic 6 ‘Ratjetoe’


Topic 5 Een konijn in het Precambrium

Er is een bekende anekdote over de bekende bioloog J.B.S. Haldane, een van de eerste populatiegenetici. Gevraagd wat hij zou accepteren als vernietigend voor zijn aanvaarden van evolutie zou hij gezegd hebben: ‘een konijn uit het Precambrium’ https://en.wikipedia.org/wiki/Precambrian_rabbit . De anekdote is vermoedelijk apocrief.

Dus: een exemplaar van een nu levende soort, bijvoorbeeld het konijn Oryctolagus cuniculus, in een aardlaag van ver, heel ver, voordat zijn soort bestond, of zijn familie bestond, of de zoogdieren bestonden, of zelfs de gewervelde dieren bestonden. Een beest in een totaal verkeerde en veel te vroege laag. Dat zou tegenbewijs zijn tegen evolutie. Niet letterlijk een konijn– niemand claimt een konijn Oryctolagus cuniculus gevonden te hebben in het Precambrium. Maar creationisten hebben wel andere soorten aangedragen als moderne beesten of planten in veel te oude aardlagen, aardlagen die veel ouder zijn dan hun soort en hun groep.

Van den Dikkenberg geeft vijf voorbeelden, vier zoogdieren en restanten van bloeiende planten, die in veel te oude aardlagen zouden zijn aangetroffen. Drie zoogdieren zijn “eekhoorns, beverachtigen en dasachtige wezens”, de vierde is “een hondachtige”. Eekhoorns behoren tot de familie Sciuridae. Ik zal nu hier het biologische spraakgebruik volgen, en dan is ‘–achtige’ een achtervoegsel dat een familie aangeeft. Hier zal ik “beverachtigen”, “dasachtige wezens” en “hondachtige” opvatten als ‘een soort die behoort tot de familie van de beverachtigen’, de Castoridae, ‘een soort die behoort tot de onderfamilie dasachtigen’, de Melinae, en ‘een soort die behoort tot de familie hondachtigen’ de Canidae. Dus niet als ‘lijkt ergens in de verte op een bever’ of ‘lijkt ergens in de verte op een das’ of ‘lijkt ergens in de verte op een hond’. Dat komt nog.

De families Sciuridae en Castoridae behoren tot de orde Knaagdieren. De familie Canidae en onderfamilie Melinae behoort tot de orde Roofdieren. Roofdieren en knaagdieren behoren tot de kroongroep Placentalia, de nu levende placentale zoogdieren.

Er is tot nu toe geen soort van de kroongroep Placentalia bekend uit het Mesozoïcum. Er zijn wel veel andere soorten zoogdieren bekend uit het Mesozoïcum; veel van die zoogdieren behoren tot uitgestorven groepen. In het overzicht hieronder zijn alle soorten van de geel en donkerblauw aangegeven groepen uitgestorven. Groen zijn de huidige eierleggende zoogdieren en hun uitgestorven verwanten, rood de placentale zoogdieren en lichtblauw de buideldieren. Lichtblauw, rood en groen hebben nu nog levende soorten, en geel valt tussen groen en (lichtblauw + rood). Lichtblauw, rood, geel en groen vormen samen de kroongroep Mammalia, ‘zoogdieren’. Lichtblauw, rood, geel, groen en donkerblauw vormen de totaalgroep Mammaliaformes, ook ‘zoogdieren’ Lichtblauw, met oa Docodonten, zijn de stamgroepen van de zoogdieren.

Figuur 1 Indeling van de Mesozoïsche zoogdieren. Links overzicht van de grote groepen. Rechts detail indeling. Zoek naar VolaticotheriumCastorocauda en Repenomamus.


5.1 Eekhoorn voorbeeld 9

Van den Dikkenberg schrijft:

In gesteentelagen uit het vermeende dinosauriërtijdperk zijn verder eenden,54 eekhoorns,55 vogelbekdieren,56 beverachtigen57 en dasachtige wezens58 aangetroffen”.

Van den Dikkenberg geeft als literatuurverwijzing voor ‘eekhoorns’ Meng et al 2006 A Mesozoic gliding mammal from northeastern China. Nature 444:889-893.DOI: 10.1038/nature05234.

Van den Dikkenberg verwijst niet naar https://creation.com/fossils-out-of-order. Daarin staat:

To the surprise of many, ducks,3 squirrels,4 platypus,5 beaver-like6 and badger-like7 creatures have all been found in ‘dinosaur-era’ rock layers along with bees, cockroaches, frogs and pine trees.”

Noot 4 bij creation.com geeft “Mesozoic Squirrel, Nature 444:889–893, 2006”. Zowel de tekst als de verwijzing is identiek bij Van den Dikkenberg en creation.com. Het gaat om het artikel Meng et al 2006 A Mesozoic gliding mammal from northeastern China. Nature 444:889-893.DOI: 10.1038/nature05234, te vinden op Researchgate.

Eekhoorn? Bij ‘eekhoorn’ zou je denken aan de Europese rode eekhoorn of de Amerikaanse grijze eekhoorn. Nu zegt de titel van het wetenschappelijke artikel: ‘Gliding mammal’. Zou het om een vliegende eekhoorn of een suikereekhoorn gaan?

Rode eekhoorns en vliegende eekhoorns zijn knaagdieren en eten planten. De familie eekhoorns, eekhoornachtigen Sciuridae, bestaat vanaf het Laat Eoceen zo’n 40 miljoen jaar geleden (engelse wikipedia). De suikereekhoorn is een omnivoor uit de familie Petauridae van de kroongroep Marsupialia, buideldieren. Er is geen fossiel van de kroongroep Marsupialia uit het Mesozoïcum bekend.

Over welke soort uit ‘het vermeende dinosauriërtijdperk’, in de ‘dinosaur-era’, nou ja, in het Mesozoïcum, zou het gaan? Het artikel van Meng et al (2006) gaat over de fossele soort Volaticotherium antiquus, uit de Daohugou Beds die vermoedelijk 164 miljoen jaar oud zijn (Midden tot Laat Jura). Volaticotherium is een kleine soort, (‘squirrel-sized’ staat in het artikel), met een relatief grote behaarde vlieghuid, en vrij lange poten. Lijf en kop samen zijn omstreeks 12-14 cm lang, en het lichaamsgewicht zal zo’n 70g zijn geweest. Het gebit laat zien dat Volaticotherium insecten at. Volaticotherium hoort bij de groep Eutriconodonta, een groepen zoogdieren die al in het Mesozoicum geheel uitstierven. Geen placentale zoogdieren, geen konijn uit het Precambrium.


5.2 Beverachtige voorbeeld 11

Van den Dikkenberg schrijft:

In gesteentelagen uit het vermeende dinosauriërtijdperk zijn verder eenden,54 eekhoorns,55 vogelbekdieren,56 beverachtigen57 en dasachtige wezens58 aangetroffen”.

Van den Dikkenberg geeft als literatuurverwijzing voor ‘beverachtigen’ S. Hurtly & P. Szuromi, Early aquatic mammal. Science 311 (5764) 24-2-2006 1068. doi:10.1126/science.311.5764.1068b

Van den Dikkenberg verwijst niet naar https://creation.com/fossils-out-of-order. Daarin staat:

To the surprise of many, ducks,3 squirrels,4 platypus,5 beaver-like6 and badger-like7 creatures have all been found in ‘dinosaur-era’ rock layers along with bees, cockroaches, frogs and pine trees.”

Noot 6 geeft : Early Aquatic Mammal, Science 311 (5764): 1068, 24 February 2006. Zowel de tekst als de verwijzing is identiek bij Van den Dikkenberg en creation.com.

De verwijzing leidt niet naar een wetenschappelijk artikel, maar naar de rubriek ‘This Week in Science’, met een overzichtje door de redactie van interessante publicaties van de week. In dat overzichtje schrijft de redactie over een nieuw gevonden fossiel: “The fossil is well preserved, and impressions of fur can be seen on its body and scales on a broad tail (similar to a beaver overall).” Dat zal zijn waar creation.com en Van den Dikkenberg naar verwijzen.

Uiteraard staat in deze ‘This Week in Science’ de link naar het artikel van Ji et al over hun nieuwe fossiele soort Castorocauda, en naar een Perspective van Martin over Mesozoïsche zoogdieren. Beide artikelen zitten achter een betaalmuur vanaf Science, maar het artikel van Ji et al (2006) met de beschrijving van Castorocauda is te vinden op Researchgate.

Hoe ‘beaver-like’ of ‘beverachtig’ is Castorocauda lutrasimilis? De naam betekent ‘de op een otter lijkende beverstaart’. Het is duidelijk dat de platte brede staart met zowel haar als schubben aan de staart van een bever doet denken, maar daar blijft het ‘beaver-like’ dan ook bij. Het gebit zegt ‘at vis’. Het fossiel van Castorocauda is afkomstig uit de uit de Daohugou Beds die vermoedelijk 164 miljoen jaar oud zijn (Midden tot Laat Jura). Castorocauda behoort tot de groep Docodonta, vroege zoogdiervormigen, een van de stamgroepen van de zoogdieren. Geen placentale zoogdieren, geen konijn uit het Precambrium.


Figuur 2. Reconstructie van Castorocauda lutrasimilis.

Castorocauda is een vrij groot beest, met 42 cm neus tot staart het grootste zoogdier bekend uit het Jura; het gewicht was >500g. Het fossiel heeft een goed bewaarde vacht, de oudste vacht die bekend is. De ruggengraat laat zien dat het beest zwom.

Al met al hebben we een interessant beest uit een uitgestorven groep.


5.3 Dasachtigen voorbeeld 12

Van den Dikkenberg schrijft:

In gesteentelagen uit het vermeende dinosauriërtijdperk zijn verder eenden,54 eekhoorns,55 vogelbekdieren,56 beverachtigen57 en dasachtige wezens58 aangetroffen”.

Van den Dikkenberg geeft als literatuurverwijzing voor ‘dasachtige wezens’ in noot 58: Hu et al. (2005). ‘Large Mesozoic mammals fed on young dinosaurs’. Nature. 433 (7022): 149–152. doi:10.1038/nature03102.

Van den Dikkenberg verwijst niet naar https://creation.com/fossils-out-of-order. Daarin staat:

To the surprise of many, ducks,3 squirrels,4 platypus,5 beaver-like6 and badger-like7 creatures have all been found in ‘dinosaur-era’ rock layers along with bees, cockroaches, frogs and pine trees.”

Noot 7 bij creation.com geeft “Dinosaur-eating mammal discovered in China, www. nhm.ac.uk, 14 January 2005”; dat verwijst naar het genoemde artikel van Hu et al (2005).

Het artikel van Hu et al (2005) beschrijft een nieuw gevonden soort, Repenomamus giganticus, en een nieuw skelet van de al bekende soort Repenomamus robustus, Het geslacht Repenomamus behoort tot de Triconodonta, een uitgestorven groep zoogdieren (zie figuur 1). Geen placentale zoogdieren, geen konijn uit het Precambrium.

De tanden van Repenomamus zijn geschikt om vlees te eten; de grootte van de tanden en de vrij zware kaak doen aan een jager denken.

Figuur 3 Repenomamus robustus heeft een jonge Psittacosaurus gevangen

In het nieuw gevonden skelet van Repenomamus robustus,in de buurt van de maag, zijn bot restanten van een jonge dino, een Psittacosaurus van ongeveer 14 cm.

De twee soorten Repenomamus zijn de grootste Mesozoïsche zoogdieren die bekend zijn; althans met een vrijwel volledig skelet, er zijn wat losse botjes van andere zoogdieren van hun maat. Repenomamus robustus wordt geschat op 4-6 kg, Repenomamus giganticus op 12-14 kg. Dat geeft Repenomamus robustus het gewicht van een wasbeer, en Repenomus robustus het gewicht van een das. Met hun wat korte poten zou Repenomamus giganticus op een afstand kijkend vagelijk het idee van een das kunnen geven. Een das is een omnivoor, geen vleeseter, en komt uit een andere groep zoogdieren.


5.4 Hondachtige voorbeeld 7

Van den Dikkenberg schrijft:

Grote zoogdieren zouden zijn ontstaan nadat de dinosauriërs uitstierven. Er is echter een hondachtige gevonden met overblijfselen van dinosauriërs in zijn maag53”.

Noot 53 geeft hetzelfde artikel noot 58: Hu et al. (2005). ‘Large Mesozoic mammals fed on young dinosaurs’. Nature. 433 (7022): 149–152. doi:10.1038/nature03102. Bij noot 58 werden de Repenomamus soorten ‘dasachtig’ genoemd, hier ‘hondachtig’. Het gaat om dezelfde soorten. Geen placentale zoogdieren, geen konijn uit het Precambrium.

Van den Dikkenberg verwijst niet naar https://creation.com/fossils-out-of-order . Daarin staat:

A dog-like mammal fossil was found with remains of dinosaurs in its stomach—but no mammals large enough to prey on dinosaurs were supposed to exist alongside them.

In dit stuk op creation.com staat hiervoor geen verwijzing naar enige literatuur, maar doorklikken op ‘ dinosaurs in its stomach’ is mogelijk. Dat geeft https://creation.com/dino-dinner-hard-to-swallow , met inderdaad de verwijzing naar Hu et al (2005).

Wat betreft ‘no mammals large enough to prey on dinosaurs were supposed to exist alongside them’ , evolutiebiologen en paleontologen doen niet ‘supposed’. Kleine dinosauriërs waren kleiner dan grote Mesozoïsche zoogdieren, en de grootste Mesozoïsche zoogdieren waren klein ten opzichte van een beetje dino. Echt grote zoogdieren, >15 kg, begonnen nadat de dino’s uitstierven. Dus, hondachtig? Een Beagle maat, maar geen Duitser herder.


5.5 Bloeiende planten uit het Cambrium voorbeeld 3

Van den Dikkenberg schrijft:

Ook in Indiase aardlagen (uit het Cambrium) zijn restanten van bloeiende planten aangetroffen50

Noot 50 geeft vier verwijzingen. Die vier verwijzingen maken duidelijk over welk geval dit gaat: het gaat over microfossielen, voornamelijk ‘shreds of angiosperm wood’, die afkomstig zouden zijn uit de Saline Series van de Salt Range Formation. De Salt Range is in Pakistan, niet in India. In 1944 was het nog ongedeeld Brits India. Er is op creation.com een groot stuk over dit geval, maar de respons daarop bewaar ik voor een intermezzo.

Hier over de verwijzingen. De belangrijkste verwijzingen zijn:

Sahni, B., 1944. Age of the Saline Series in the Salt Range of the Punjab. Nature 153, 462–463. https://doi.org/10.1038/153462a0

(Access through your institution)

Sahni, B., & Trivedi, B. 1945 Age of the Saline Series in the Salt Range of the Punjab. Nature 155, 76–77 https://doi.org/10.1038/155076b0

(access through your institution)

De Universteitsbibliotheek van de Universiteit Utrecht had geen digitaal abonnement op de oude jaargangen van Nature. Voor inzien van de papieren versie is een bibliotheekpas nodig. Ze staan niet op de plank, maar moeten uit de opslag komen. Het is natuurlijk mogelijk dat iemand deze Nature exemplaren voor Van den Dikkenberg heeft geleend.

Van de Dikkenberg geeft het dat het artikel van Leclercq aanwezig is in Jstor (digitaal Journal Store voor een aantal tijdschriften:

Leclercq S., 1956. Evidence of vascular plants in the Cambrian. Evolution 10: 109-114. https://doi.org/10.2307/2405886 https://www.jstor.org/stable/2405886

Ik krijg dan “Log in through your library”.

De vierde verwijzing is open access, maar blijkt een kort briefje:

Lees, G.M., 1944. Age of the Saline Series in the Salt Range of the Punjab. Nature 153: 654 https://doi.org/10.1038/153654a0 open access

De vage beschrijving door Van den Dikkenberg en de moeilijk bereikbare literatuur doen denken dat Van den Dikkenberg dit voorbeeld beter weg had kunnen laten. Des te meer omdat het sinds 1955 bekend is dat het om contaminatie ging.

*************

Zoogdieren

Luo, ZX. 207. Transformation and diversification in early mammal evolution. Nature 450: 1011–1019 . https://doi.org/10.1038/nature06277 https://www.researchgate.net/publication/5772123_Transformation_and_diversification_in_early_mammal_evolution


Volaticotherium

Meng et al, 2006 A Mesozoic gliding mammal from northeastern China. Nature 444:889-893.DOI: 10.1038/nature05234. https://www.researchgate.net/publication/6633459_Meng_J_Y_Hu_Y_Wang_X_Wang_and_C_Li_A_Mesozoic_gliding_mammal_from_northeastern_China_Nature


Castorocauda

S. Hurtly & P. Szuromi, Early aquatic mammal. Science 311 (5764) 24-2-2006 1068 geeft geen resultaat met Google, doi:10.1126/science.311.5764.1068b geeft ook geen resultaat. Science 311 (5764) begint op blz 1068, met ‘This Week in Science’, het wekelijkse overzicht van belangrijkste punten door de redactie, met DOI:10.1126/science.2006.311.5764.twis . S. Hurtly kan ik niet vinden. Philip Szuromi is/was Deputy Editor of Science. In deze ‘This week in Science’ staat een onderdeel ‘Early Aquatic Mammal’, zonder zelfstandig internet adres.

Ji, Q., et al. 2006. A Swimming Mammaliaform from the Middle Jurassic and Ecomorphological Diversification of Early Mammals. Science 311: 1123-1127

DOI: 10.1126/science.1123026

https://www.researchgate.net/publication/255821612_A_Swimming_Mammaliaform_from_the_Middle_Jurassic_and_Ecomorphological_Diversification_of_Early_Mammals

Naamgeving door Ji et al: “Castorocauda lutrasimilis: Etymology: Castor (Latin), beaver; cauda (Latin), tail; after the broad, flattened, scaly, and beaverlike tail for swimming; lutra (Latin), otter; similis (Latin), similar; similar to extant otters in some dental and vertebral characters.”


Repenomamus

Hu et al. (2005). ‘Large Mesozoic mammals fed on young dinosaurs’. Nature. 433 (7022): 149–152. doi:10.1038/nature03102. https://www.researchgate.net/publication/8080126_Large_Mesozoic_mammal_fed_on_young_dinosaurs


restanten bloeiende planten

Sahni, B., 1944. Age of the Saline Series in the Salt Range of the Punjab. Nature 153, 462–463. https://doi.org/10.1038/153462a0 (Access through your institution)

Lees, G.M., 1944. Age of the Saline Series in the Salt Range of the Punjab. Nature 153: 654 https://doi.org/10.1038/153654a0 open access

Sahni, B., & Trivedi, B. 1945 Age of the Saline Series in the Salt Range of the Punjab. Nature 155, 76–77 https://doi.org/10.1038/155076b0 (access through your institution)

Leclercq S., 1956. Evidence of vascular plants in the Cambrian. Evolution 10: 109-114

https://doi.org/10.2307/2405886

https://www.jstor.org/stable/2405886 Log in through your library

maar Wiley online heeft het

https://onlinelibrary.wiley.com/doi/pdf/10.1111/j.1558-5646.1956.tb02837.x



Reacties