De rode panda en Cserhati (14): de inleiding van het CRSQ artikel
Het artikel van Matthew Cserhati in Creation Research Society Quarterly (2021) heet: ‘Classification of the Enigmatic Red Panda (Ailurus fulgens) Based on Molecular Baraminology-Based Analysis'.
Figuur 1. De rode panda Ailurus fulgens
Creation Research Society en Baraminology: we zijn in een andere wereld dan die van BMC Genomics.
1 Wat staat in Genesis?
De
inleiding van het artikel in CRSQ begint met:
Genesis
1:20–25 describes how God created fish, birds, and land-animals each according
to their kinds.
De
vissen en de grote zeedieren en de vogels staan in Genesis 1: 20-23, de
landdieren in Genesis 1:24-25:
25 And God made the beast of the earth after
his kind, and cattle after their kind, and every thing that creepeth upon the
earth after his kind: and God saw that it was good. (King James Version)
De
traditionele Nederlandse vertaling van Genesis 1: 25 geeft 'naar zijn aard'
waar de KJV 'after his kind' heeft (NBG51, Statenvertaling):
25 En
God maakte het wild gedierte naar zijn aard en het vee naar zijn aard en alles
wat op de aardbodem kruipt naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.
Creationisten
hebben een eigen invulling van het Hebreeuwse woord dat vertaald is als 'kind',
'naar zijn aard'. Dat woord is mîn, en het komt bijna alleen in dit soort
context voor. Het woord is een collectief, en geeft diversiteit aan:
Thus
the biblical text emphasizes the diversity of life – plants and animals – with
which God filled the sky, the sea, and the dry land he had created.
Consistent
with the basic message of Genesis 1, the emphasis rests upon God’s creation of
life in all its abundance and diversity.
(Biologos)
En:
Het Hebreewse woord voor 'aard' (min)
is enkelvoudig, maar heeft een zg. collectieve betekenis in de zin van
'soortsverscheidenheid' binnen een grotere groep. (Ouweneel 1976)
(Met
'soortsverscheidenheid' in plaats van verscheidenheid werkt Ouweneel naar zijn
interpretie toe.)
Het
punt is verscheidenheid: 'zoals ze zijn', 'zoals ze leven', namelijk graseters,
roofdieren, vruchteneters, klimmers en gravers. Dat is hun 'aard'. 'Kind' is in het niet-creationistische Engels
ook een woord met ruime betekenis.
2 'Kind' en clustering
De
eerste zin van het CRSQ artikel geeft wat in Genesis staat.
De
twee volgende zinnen zijn:
Species
within a kind were originally capable of breeding with one another but are incapable
of breeding with species from another kind. Hence, there is continuity between
species within a kind, and discontinuity between two separate kinds.
Verderop
volgt:
God
probably created (kinds) with only one single species, but some kinds
diversified more than others over time.
Niets
van dit alles staat in Genesis, maar het is standaard creationisme. Het is zo
standaard dat het de schijn heeft dat creationisten denken dat het in Genesis
staat: God schiep 'kinds'.
In
het CRSQ artikel hebben we te maken met deze creationistische uitbouw van
Genesis. Het vage woord 'kind' wordt uitgebouwd tot een centraal technisch
begrip:
In
technical terms, a kind is called a ‘baramin, ... Thus, molecular
baraminology is the study of the created kinds from a molecular biology
perspective. A ‘holobaramin’ denotes all species which constitute a single
baramin.
De
vraag voor creationisten is hoe te weten
welke soorten in een 'kind', 'baramin' of 'holobaramin' thuishoren. Het idee is
te zoeken naar een groep die continu is, en discontinu met andere groepen:
Hence,
there is continuity between species within a kind, and discontinuity between
two separate kinds.
Hennigan (2009) geeft een lijst van
creationistische begrippen:
Continuity
– Biologically meaningful similarity
between organisms that embrace all types of biological characteristics.
Discontinuity
– Biologically meaningful differences between organisms.
Nu moet 'biologically meaningful' nog
omschreven worden.
Het is duidelijk dat soorten binnen
een 'kind' verwant moeten zijn. Continuiteit in eigenschappen moet terug gaan
op gezamenlijke afstamming binnen een 'kind'. Met discontinuiteit zal
niet-verwant bedoeld worden.
Dus
we krijgen:
- Baramin zijn onafhankelijk geschapen, en
soorten in hetzelfde baramin zijn verwant
- Baramin zijn onafhankelijk geschapen, en
soorten in verschillende baramin zijn niet verwant
De twee vragen voor creationisten zijn
dan:
- Hoe toon je aan dat er verwantschap is
binnen een baramin?
- Hoe toon je aan dat er geen
verwantschap is tussen baramin?
Geen
verwantschap aantonen is niet zo gemakkelijk. Neem bijvoorbeeld het schaap. De
soort Ovis aries is het tamme schaap,
alle rassen, en behoort bij vee. Aangezien vee en wilde dieren apart geschapen
zijn (Genesis 1:25), moet het tamme schaap in een ander baramin geplaatst
worden dan wilde schapen. Een van die wilde schapen, de Aziatische moeflon,
wordt evolutionair gezien als voorouder van de gedomesticeerde soort. Verder
zijn er nog aardig wat schapen soorten in het geslacht Ovis, en en allerlei soorten in de subfamilie Caprinae heten ook
'schaap'. Behoorlijk overeenkomstig allemaal. Hoe toon je biologisch aan dat
het tamme schaap in een ander baramin behoort?
Creationisten gebruiken bij voorkeur
clustering om biologische groepen te zoeken: statistisch lijken soorten in een
cluster meer op elkaar dan soorten in verschillende clusters. Dat is een ander
idee van 'continu' dan 'biologically meaningful' of verwantschap.
Clustering vertelt je niets over
verwantschap en weinig over biologie. Al zie ik dat voor creationisten cluster
en continuiteit en verwantschap zonder verdere discussie samenvallen; en in
verschillende clusters zitten en discontinuiteit en niet verwant zijn zonder
nadere discussie samenvallen. Hier zit een grote sprong over de kloof tussen
statistiek en biologie.
3 Plaatsing
rode panda
Cserhati noemt onduidelijkheid van
over de plaatsing van de rode panda in de (evolutionair biologische)
wetenschappelijke literatuur als een goede reden om naar de plaatsing van de
rode panda te kijken. Cserhati noemt plaatsing bij de wasberen, bij de
reuzenpanda, als eigen familie of in de buurt van de wasberen, stinkdieren en
marters als mogelijkheden. Een goed deel van wat Cserhati in de inleiding van
het CRSQ artikel schrijft staat ook in de inleiding van het BMC Genomics
artikel. Die inleiding heb ik eerder besproken
Cserhati gaat in dit artikel iets meer
in op plaatsing van de rode panda bij de wasbeerachtigen, een mogelijkheid die
genoemd wordt in 1995 door Slattery & O'Brien en in 1997 door Dragooo &
Honeycutt. In de studie van Slattery & O'Brien (1995) worden de reuzenpanda
en vier andere soorten beren, en vier soorten van de wasbeerfamilie vergeleken
met de rode panda met gebruik van verschillende buitengroepen. De rode panda
wordt geplaatst binnen de wasbeerfamilie (2x) of als zustergroep van de
wasbeerfamilie (2x). De studie heeft geen marterachtigen of stinkdieren, zodart
het onduidelijk is wat de draagwijdte van de studie kan zijn. Dragoo &
Honeycutt (1997) geven een fylogenetische boom van eigen data, zonder de rode
panda, gecombineerd met data uit de literatuur met de rode panda, en vinden
zwakke aanwijzingen voor plaatsing van de rode panda bij de wasbeerfamilie. Het
is oud werk, en niet erg overtuigend.
Recent moleculair fylogenetisch werk
over de indeling van de roofdieren en de rode panda wordt in dit CRSQ artikel
niet genoemd, evenmin als in het BMC Genomics artikel.
Cserhati geeft aan dat er geen eerder
creationistisch werk gericht op de rode panda geweest is. De rode panda komt
voor in de algemene baraminologie studie over zoogdieren van Thompson &
Wood (2018). De data die Thompson & Wood gebruiken zijn afkomstig van een
studie van schedel en tanden van de wasbeerfamilie en de rode panda, met twee
stinkdiersoorten en een marter als buiitengroep (Ahrens 2012). Ahrens (2012)
gaf de voorkeur aan de rode panda binnen de wasbeerfamilie Procyonidae, op
grond van het gebit. De analyse van
Thompson & Wood plaatst de rode panda echter buiten de Procyonidae.
***
Cserhati, M.,
2021, Classification of the Enigmatic Red Panda (Ailurus fulgens) Based on
Molecular Baraminology-Based Analysis, Creation Research Society Quarterly 58
(2): 76-84
https://biologos.org/articles/the-meaning-of-min-in-the-hebrew-old-testament
Ouweneel,
W.J., 1976. De Ark in de Branding.
Hennigan, T.
2010. The case for holobaraminic status in bears (family Ursidae) and the
implications within a creation model of ecology. CRSQ 46(4):271–283.
Chessa et al,
2009. Revealing the history of sheep domestication using retrovirus
integrations. Science 324:532-536
https://creationismeweersproken.blogspot.com/2023/01/de-rode-panda-en-cserhati-5-de.html
Slattery,
J.P., and S.J. O’Brien. 1995. Molecular phylogeny of the red panda (Ailurus
fulgens). The Journal of Heredity 86(6):413–422.
Dragoo, J.W.,
and R.L. Honeycutt. 1997. Systematics of mustelid-like carnivores. Journal of
Mammology 78(2):426–441.
Thompson, C.,
and T.C. Wood. 2018. A survey of Cenozoic mammal baramins. In Proceedings of
the Eighth International Conference on Creationism, J.H. Whitmore (editor), pp.
217–221, A1-A83 (appendix). Creation Science Fellowship, Pittsburgh, PA.
Ahrens, H.
2012. Craniodental characters and the relationships of Procyonidae (Mammalia:
Carnivora). Zoological Journal of the Linnean Society 164: 669–713.
Reacties
Een reactie posten