Intermezzo Sahni 2: WEET Magazine versus Journal of Creation

Ik had nog iets bewaard bij de bespreking van paragraaf 22.5 van het boek van Van den Dikkenberg. Van den Dikkenberg schrijft op blz 213:

Ook in Indiase aardlagen (uit het Cambrium) zijn restanten van bloeiende planten aangetroffen50

In Noot 50 wordt verwezen naar Sahni, B., 1944. Age of the Saline Series in the Salt Range of the Punjab. Nature 153, 462–463.

In ‘Intermezzo Sahni 1’ staat het wetenschappelijke verhaal.

Nu komt ‘Intermezzo Sahni 2’ met het verschil in opvatting tussen WEET Magazine en het Journal of Creation over de microfossielen van de Salt Range Formation. 

Figuur 1: stuifmeel bij naaldbomen


1 WEET Magazine

In WEET Magazine 49 van februari 2018 stond een artikel van Johannes Kalkmani met de titel ‘Foute Fossielen’. Dit gaat over twee gevallen van ‘microfossielen’: Roraima pollen en over de microfossielen van de Salt Range Formation. Kalkman geeft aan dat er overeenstemming is dat de Salt Range Formation uit het Cambrium stamt. Verder schrijft Kalkman dat het weinig waarschijnlijk is dat de fossielen veel later dan de vorming van het gesteente daarin zijn terecht gekomen. Daarna concludeert Kalkman:

IN DE DOOFPOT

In tegenstelling tot de Roraima-pollen zijn de fossielen in de Salt Range-formatie wél een goed argument tegen de evolutietheorie; vooral omdat er zoveel verschillende fossielen zijn gevonden. Dat evolutionisten zich er geen raad mee weten, blijkt uit het feit dat er geen melding meer wordt gemaakt van de fossielen van de Salt Range-formatie. Die getuigen immers in het voordeel van de schepping

Kalkman vermeldt niet dat al sinds 1955 (zie Intermezzo Sahni 1) de conclusie was dat het om contaminatie uit de lucht ging.

Had Kalkman kunnen weten dat het om contaminatie ging? Ik emailde WEET, en vroeg naar de bron van dit artikel. Ik kreeg een vriendelijk briefje terug van Gert-Jan van Heugten, die me naar de website van Cremoii verwees. Cremo gaf een goede inleiding in het probleem dat de Salt Range Formation ooit vormde. Cremo noemt het werk van Schindewolf & Seilacher, maar geeft geen verslag van de overwegingen die Schindewolf tot de waarschijnlijkheid van contaminatie brachten. Daarmee maakt Cremo niet duidelijk dat Schindewolf & Seilacher 1955iii contaminatie uitgebreid bespraken.

Kalkmans artikel verscheen in 2018. Het is niet duidelijk of Kalkman het artikel van Hughes (2017)iv met zijn bespreking van de argumenten voor contaminatie had kunnen zien voordat hij zijn artikel voor WEET Magazine schreef.

Kalkman wist misschien wel het hele idee van microfossielen uit de Salt Range Formatie verdwenen was, maar niet waarom het idee verdwenen was. Wel is het nogal vergezocht om te beweren:

Dat evolutionisten zich er geen raad mee weten, blijkt uit het feit dat er geen melding meer wordt gemaakt van de fossielen van de Salt Range-formatie. Die getuigen immers in het voordeel van de schepping

Evolutionisten’ kennen zulk soort overwegingen niet bij hun wetenschappelijke werk. Dat er geen melding meer van de microfossielen wordt gemaakt had moeten aanzetten tot meer zoeken in de literatuur.


2 Journal of Creation

In het Journal of Creation van 2022 stond een artikelv van Walter H. Johns over de aanwezigheid en vooral de afwezigheid van de bloeiende planten (Angiospermen) in het fossielenarchief.

Ik geef het volledige abstract, met vetgedrukt mijnerzijds, om te laten zien over welke gevallen het gaat en wat de conclusie van Johns is:

Conventional geology has yet to discover fossil angiosperm pollen, leaves, flowers, or wood in situ below the Cretaceous. The failure to find a long history of flowering plants prior to the Cretaceous is known as ‘Darwin’s abominable mystery’. However, creationists have also found this puzzling, and have advanced several arguments for pre-Cretaceous angiosperms. Three major lines of evidence are scrutinized that are found in creationist literature purportedly supporting a pre-Cretaceous history of angiosperms: 1) The finding of fossil angiosperm pollen in the Precambrian and lower Paleozoic formations of Grand Canyon, USA; 2) the finding of angiosperm evidences such as cuticles in the Salt Range Formation of the Punjab, Pakistan; and 3) the discovery of purported Eocene pollen in the Roraima Formation (Precambrian) of Suriname (Dutch Guiana), South America. The best arguments advanced by creationists for the presence of angiosperm pollen and plant remains in the Precambrian are found to be lacking credibility.

Johns acht de argumentatie van Hughes (2017) doorslaggevend:

The definitive answer to this dilemma was first published in 2017 by Nigel C.Hughes in an Indian paleobotanical journal.29 All of the angiosperm evidences were fragile and fragmentary. Cuticle is the waxy coating on angiosperm leaves. Identification of cuticle is no longer accepted by paleobotanists as a valid way of identifying fossil angiosperms. They need the leaves themselves, not the waxy coverings. No angiosperm leaves have been found in the Precambrian or Cambrian of India and Pakistan. Hughes suggests contamination of samples.

('Definitive answer was first published': denk ik niet, maar wie in de US leest een artikel in het Duits?)

Ik geef uit de Conclusion van Johns:

The Pakistan study has been best explained as contamination due to substandard laboratory procedures.

Met als laatste zin uit de Conclusion in het Journal of Creation:

For readers of this journal, the lesson to be learned in this study is that the finding of angiosperms in the lower echelons of the fossil record, especially in Precambrian and Cambrian strata, is an argument that creationists should no longer use.

Dat maakt een einde aan de beweringen in WEET Magazine 49.

************

iii  Schindewolf, O. H. and Seilacher, A. (1955) Beiträge zur Kenntnis des Kambriums in der Salt Range (Pakistan). Akademie der Wissenschaften und der Literatur. Abhandlungen der Mathematisch-Naturwissenschaftlichen Klasse, Nr. 10. Wiesbaden, Verlag der Akademie der Wissenschaften und der Literatur in Mainz, in Kommision bei Franz Steiner Verlag.

iv  Hughes, N., 2017. Biostratigraphical dating conundrums in the Cambrian and earlier stratigraphy of the Indian subcontinent, The Palaeobotanist 66:1-15, 14 April 2017; Journal of Palaeosciences 66((1-2)):1-15; December 2017; DOI: 10.54991/jop.2017.275.https://www.researchgate.net/publication/363571515_Biostratigraphical_dating_conundrums_in_the_Cambrian_and_earlier_stratigraphy_of_the_Indian_subcontinent

v  Johns, W.H. 2022. Puzzle of the missing angiosperms in the fossil record. Journal of Creation 36: 106-111. 

https://dl0.creation.com/articles/p157/c15744/j36_2_106-111.pdf  

Reacties

  1. Helder geschreven! Heel bijzonder dat Journal of Creation dit publiceert: "...is an argument that creationists should no longer use."

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten